AFORISMEN

Rene Smits kwam graag gevat uit de hoek. Een aantal pittige uitspraken van hem klinken nog na ...


  • Kunstwerken is een werkwoord.
     
  • Kunst is de superlatief van kunnen. Kunst verhoudt zich tot kunnen zoals komst tot komen. Wie komt is een reiziger, een avonturier. Zijn weg is moeizaam. Maar komst is zijn doel, de vervulling van de reis. Kunst is de verwerkelijking van het kunst-werk.
     
  • Kunstwerken verhogen en verdiepen de mens. Ze tonen zijn aanwezigheid. In een wereld zonder kunstwerken zijn we vreemdelingen. Leven zonder mensbeeld is voedseltekort.
     
  • Het kunstwerk is geen toevoeging aan de werkelijkheid, maar het is een meer menselijk en dus vollediger beeld van de werkelijkheid. Daarom zou iedereen meer kunstenaar moeten zijn en elke kunstenaar meer mens.
     
  • Een kunstwerk groeit niet uit de ontmoeting of door de botsing van het technische met het artistieke. Kunstwerken ontstaan dankzij de artistieke techniek.
     
  • Een beeld gedijt in de stilte. Net zoals muziek. Echte beeldhouwkunst is muzikaal. Uiteraard klinkt en ontplooit muziek zich in de tijd, maar muziek is tevens een ruimtelijk gebeuren. De ruimte waarin muziek klinkt en waarin beeldhouwwerk straalt is de woning van het geheim van de levende stilte van de aanwezigheid. De stilte van de afwezigheid is de hel.
     
  • We zijn nu eenmaal geschapen naar het beeld van de Schepper. Daarom voelen we ons alleen maar goed als we scheppend werken.
     
  • De kunstbeoefening is een spel van hoog niveau. Het spelen ligt aan de basis van het creatieve. Alleen in het creatieve is de persoonlijkheid aanwezig. Buiten het creatieve wordt de mens geleefd, in het creatieve leeft hij zelf.
     
  • "Tot Kunst geworden Kunnen" ... kunnen, wat ook wel vakkennis wordt genoemd, als streefdoel van het kunstonderwijs.
     
  • Zien is moeilijk. Is het daarom dat men "mooi vinden" veiligheidshalve als maatstaf afwijst?
     
  • De beeldhouwer zal het oppervlak van de vorm moeten beschrijven met de innerlijke levensloop van de geportretteerde.
     
  • We kunnen geen meester zijn zonder onszelf te knechten. Of anders gezegd: elke kunstenaar is leerling én leraar van zichzelf.
     
  • Ik vind het zeer vreemd dat men zich niet realiseert dat de beeldende kunstenaar tijdens zijn werk voortdurend toeschouwer en criticus is.
     
  • Een schilder tekent wat hij ziet. Een beeldhouwer tekent wat hij weet.
     
  • Mijn werk als beeldhouwer heeft mijn denken sterk beïnvloed. Soms moet ik een brief herschrijven, omgekeerd, van achter naar voor, om leesbaar te zijn.
     
  • Een wedstrijdjury vervangen door één jurylid die door zijn werk bewijst er wat van te kennen, vind ik interessanter dan tien die er alleen maar over praten.
     
  • Kunstonderwijs verdraagt geen dictatuur. Juist omdat het kunstonderwijs zo levenskrachtig is loopt het gevaar afgebroken te worden zonder dat men het merkt, zoals een kip zonder kop, die een heel eind fladdert en loopt, wat misleidend is: ze is bezig leeg te bloeden.
     
  • Is de schoonheid een versteende God of een gevallen engel? Ze is amoreel, groots, kil, star en liefdeloos. Een ontoegankelijke, sinds lang vergeten onverschillige, die daar alleen maar staat schoon te zijn.
    Maar de kunstenaar die haar in zijn werk betrekt, schenkt haar een menselijke dimensie. Hij bevrijdt haar. In het kunstwerk wordt de schoonheid verlost.
     
  • Schoonheid is, in een kunstwerk, de volmaakte afwezigheid van alles wat er niet bij hoort, wat niet ter zake doet, wat niet geëigend is.
    Het mengen van verschillende kunstdisciplines is een fenomeen waarbij in het bijzonder de beeldende kunsten getroffen worden. Het bewerkstelligt veel vuiligheid.
    In Nederland is de poetsvrouw een schoonmaakster. Schonen of opschonen is verwijderen wat er niet bij hoort. Al wat niet schoon is is vuil. De Vlaamse poetsvrouw maakt alles proper: 'propre', eigen. Enkel het eigenlijke blijft behouden. Het schone van een kunstwerk heeft niets te maken met zoeterige leugens.
     
  • Ieder systeem is star, want het komt uit het hoofd, nooit uit het hart.
     
  • De jaren worden kort, maar dat is van geen tel als de uren lang genoeg duren.
     
  • De plastische taal is een taal die zich ontwikkelt uit noodzaak van expressie. Zowel Permeke als Ingres hadden hun eigen taal. Zoals Permeke met de taal van Ingres niets meer kon doen, zo zou het ook voor Ingres onmogelijk geweest zijn zich uit te drukken met de vormen van Permeke. De aanzet van de moderne kunst moet zich nog altijd waarmaken.
     
  • In de jaren 50-60 wist de overheid plots niet meer wat beeldhouwkunst was. En voor de Grote Prijs van Rome mocht men ook "constructies" binnenbrengen. Ik dacht toen, waarom geen Prijs voor Constructeurs waarbij ook beeldhouwkunst toegelaten wordt?
     
  • Wanneer jaren terug in het Gemeentemuseum van Amsterdam "een familie uit de straat" met de nodige attributen uit het dagelijkse leven op een podium tentoongesteld werd, omdat het leven-zelf tot kunst moest worden, werd een rijke gedachte tot karikatuur herleid.
    Een reëel antwoord op de roep "om het leven tot kunst te verheffen" ligt in de werkzaamheid van de vele leerlingen aan onze academies. Dertigduizend leerlingen in Vlaanderen "vragen" elke avond en weekend aan kunstenaars hun leraar te zijn. Dít is culturele werkelijkheid.
     
  • Let wel, hoe slechter de leraar hoe minder hij mag aangezet worden zijn best te doen en dit om te vermijden dat hij met nog meer overtuiging zijn onkunde en slechte smaak op de leerlingen zou overdragen.
     
AFORISMEN