Lieven Debrouwere - "Een ploertenstreek" (2013)

Wijlen René Smits, beeldhouwer en antroposoof, noemde de uitdrukking ‘hedendaagse kunst’ ooit een ploertenstreek.
   
Waarom?
Twee redenen.
   
Ten eerste: hedendaagse kunst is een pleonasme.
Het zegt twee keer hetzelfde, zoals witte sneeuw of nat water.
Alle kunst is hedendaags, hoe oud ze ook is.
Tijdeloosheid is immers een kenmerk van alle kunst.
A thing of beauty is a joy forever, schreef de dichter John Keats.
Forever, jawel.
Wat een kunstwerk tot kunstwerk maakt is zijn eeuwigheidskarakter.
De vreugde die het opwekt, is blijvend.
Of het kunstwerk nu 10 of 100 of 1000 jaar oud is.
Dat maakt niet uit. De tijd speelt geen rol.
   
We kunnen dat zelf heel gemakkelijk waarnemen.
Hoe weten we of een schilderij kunst is of niet?
Eenvoudig: we hangen het aan de muur en wachten af.
Als ons hart na 10 jaar nog altijd opspringt van vreugde wanneer we het zien, dan is het kunst.
Als die vreugde in de loop der jaren alsmaar toeneemt, dan is het kunst van formaat.
Als onze aanvankelijke vreugde (de reden waarom we het schilderij gekocht hebben) echter afneemt en ten slotte verdwijnt, dan is het geen kunst.
Is dat mogelijk: dat we iets al 10.000 keer gezien hebben en er toch nog altijd evenveel vreugde aan beleven als de eerste keer?
Wie die vraag stelt, heeft – jammer voor hem – geen kunst in huis.
Toch drukt die vraag iets uit van het mysterie van de kunst.
Hoe kan iets namelijk tegelijk dood en levend zijn?
Een schilderij is een stuk materie dat langzaam, zeer langzaam, tot stof vervalt.
Het is met andere woorden een dood ding.
Maar dode dingen wekken geen blijvende vreugde op, hoe mooi ze ook zijn.
Ze wekken juist verveling en weerzin op, zoals alles wat tot ontbinding overgaat.
Een ding dat desondanks blijvende vreugde opwekt, moet dus op de een of andere manier leven.
   
Ik herinner me nog dat dezelfde René Smits ooit reageerde op wat ik in Het Vijgeblad had geschreven. Ik had het kunstwerk een stuk dode materie genoemd dat door de kijker tot leven moest worden gewekt.
Neen, zei hij, een kunstwerk is géén dode materie.
Dat had hij van Willem Zeylmans van Emmichoven, de grote antroposoof, toen die voor hem poseerde.
Volgens Zeylmans was de materie van een kunstwerk niet dood.
Het was door toedoen van de kunstenaar ‘levende materie’ geworden.
   
Ik kan niet zeggen dat ik het begreep toen ik het hoorde.
Maar ik voelde wel dat Zeylmans en Smits gelijk hadden.
Een kunstwerk is niet echt dode materie.
Het is iets anders.
Dat is natuurlijk een nog dieper mysterie dan dat van de blijvende vreugde die een kunstwerk opwekt, maar wellicht is het een het gevolg van het ander.
   
Wat er ook van zij, het is die ‘joy forever’ die alle kunst hedendaags maakt. Ieder kunstwerk bestaat in het eeuwige nu, of het nu één dag oud is of 1000 jaar.
Er bestaan dus geen andere dan hedendaagse kunstwerken. Is een kunstwerk niet hedendaags dan is het doodeenvoudig geen kunstwerk.
Door het begrip ‘hedendaagse kunst’ wordt nu gesuggereerd dat er ook niet-hedendaagse kunst zou bestaan.
Dat is niet zo.
Niet-hedendaagse kunst is geen kunst.
Het onderscheid hedendaags/niet-hedendaags is dus hetzelfde als kunst/geen kunst. ‘Hedendaagse kunst’ betekent gewoon ‘kunst’.
Het is een volstrekt overbodig en verwarrend begrip.
   
Maar dat maakt het nog niet tot een ploertenstreek.
Dat gebeurt pas wanneer dit algemene begrip – dat de kunst van alle tijden omvat – tot een eigennaam wordt gemaakt en verbonden met een zeer specifieke, zeer ‘tijdelijke’ kunstvorm.
En dat is wél een ploertenstreek.
Want het betekent dat alléén deze ene vorm kunst is, met uitsluiting van alle andere.
   
Niemand zal betwisten dat wat we vandaag onder ‘hedendaagse kunst’ verstaan, een heel aparte, heel nieuwe kunst is, een kunst die pispotten en kakmachines omvat.
En toch presenteert deze kunstvorm zich door middel van haar naam als de enige, echte kunst, niet alleen van onze tijd, maar van alle tijden. Dat is de groteske arrogantie die verscholen zit in de benaming ‘hedendaagse kunst’.
Dat is de ploertenstreek.
   
Nu zal de lezer wellicht zeggen: dat is allemaal theorie!
Hij zal mij verwijten dat ik achter de naam ‘hedendaagse kunst’ dingen zoek die er helemaal niet zijn.
Hij zal zeggen dat de naamgever dat nooit bedoeld heeft.
O nee?
   
Wat moeten we dan denken van de wereldberoemde hedendaagse fotograaf Carl De Keyzer, u weet wel, de man die in Melle naast Wim Delvoye woont, die andere wereldberoemde hedendaagse kunstenaar?
Hij zei ooit: alle kunst vóór 1900 is niets anders dan duur behang! En hij meende het. En hij is lang niet de enige.
Er zijn uitspraken genoeg die erop wijzen dat dit inderdaad de overtuiging is die in ‘hedendaagse’ kringen heerst: wij zijn de eerste echte kunstenaars! Wij zijn de pioniers van de ware kunst, de enige kunst die deze naam verdient! Wij zijn de avant-garde van de Heerlijke Nieuwe Kunstwereld!
   
En de klassieke kunst, wat was dat dan? Phidias, Van Eyck, Rafaël, Rembrandt, Rubens, Van Gogh: wie waren dat?
O, dat waren niets anders dan onze voorlopers.
Zij hebben de weg gebaand voor de hedendaagse kunst. Zij hebben het mogelijk gemaakt dat deze bloem van het menselijke scheppingsvermogen kon ontluiken.
   
Het is – helaas – niet overbodig eraan te herinneren dat het ontluiken van deze stralende, kleurrijke en geurende bloem niets anders was dan de pispot die Marcel Duchamp in 1917 tentoonstelde.
Die pispot betekende de geboorte van wat we later ‘hedendaagse kunst’ zijn gaan noemen, een kunst die bijna 100 jaar later veelzeggend (en veelriekend) culmineerde in de Cloaca, de beroemde kakmachine van Wim Delvoye.
Dié ‘kunst’ wordt vandaag beschouwd als de ontluikende bloem, de rijzende zon van het scheppingsvermogen van de mens. Dat blijkt niet alleen uit de naam van deze kunst. Het blijkt ook uit de uitspraken en het gedrag van de kunstenaars.
En het blijkt ten slotte vooral ook uit hun werk.
   
Maar dat alles kan niet los worden gezien van het feit dat deze ploertenstreek gedoogd wordt. Meer zelfs, hij wordt hartstochtelijk verdedigd door enthousiaste kunsthandelaars, kunstkenners en kunstliefhebbers overal ter wereld.
Er is in de hele kunstwereld geen woord van kritiek te horen op deze ploertenstreek.
Het allerlaagste – uitwerpselen – wordt in de hedendaagse kunstwereld voorgesteld als het allerhoogste – de bloem van de menselijke scheppingskracht – en niemand protesteert.
Althans niet openlijk.
Men moet het maar eens wagen!
   
In de hedendaagse kunst wordt de wereld dus op zijn kop gezet.
Hoog wordt laag, laag wordt hoog.
Goed wordt slecht, slecht wordt goed.
Kunst wordt stront, stront wordt kunst.
En niemand zegt een woord.
Niemand ziet het.
   
Dát is het mysterie van de hedendaagse kunst.

   
(Lieven Debrouwere, uit blog Vijgen na Pasen, 2013)

Lieven Debrouwere -